28 maart 2025

Reizen door Frankrijk in de 17e en 18e eeuw

In de tijd van kasteelheer graaf Roger de Bussy-Rabutin werd er flink gereisd over de Franse paden. Een nieuwe tentoonstelling van tekeningen en schilderijen, in het kasteel van Bussy-Rabutin, laat zien hoe dat in de 17e en 18e eeuw ging.

De expositie belicht de verschillende soorten reizigers uit die periode: van koopman tot pelgrim en van prins tot kunstenaar. De oudste beschreven routes werden gevolgd door de koeriers. Er bestond een netwerk aan voorzieningen (relais-poste) waar ze konden overnachten en, bij haast, hun paarden konden verwisselen om zonder rustpauzes door te kunnen gaan. Andere reizigers profiteerden daar al snel van, hoewel de paden van de koeriers niet altijd toegankelijk of veilig genoeg waren voor koetsen.

De landkaarten volgden meestal de natuurlijke grenzen: zeeën, rivieren en bergen. Ze legden een verkeersnetwerk vast met de topografie van plaatsen en regio’s. De koninklijke wegen begonnen in Parijs en vertakten zich naar de hoofdsteden van de provincies. De routes volgden de grote rivieren zoals de Seine, de Loire en de Rhône. Langzamerhand verdichtte het wegennetwerk zich en werden de kaarten nauwkeuriger.

De belangrijkste reisgids aan het begin van de 17e eeuw was La Guide des Chemins de France (de gids van de Franse wegen) van Charles Estienne. Hij verscheen tussen 1552 en 1658 en bevatte naast een lijst met plaatsnamen ook gegevens over de bezienswaardigheden. Reizigers werden niet alleen uitgenodigd om van de ene plek naar de andere plek te gaan, maar ook om onderweg te stoppen en bijzonderheden te ontdekken. Daarmee weerspiegelden de gidsen het profiel van de reizigers uit die tijd: gecultiveerd; geïnteresseerd in kerken, monumenten en mooie panden; en nieuwsgierig van aard. Tot de 19e eeuw was de koets het favoriete vervoermiddel. Er werd toen nog gegniffeld over de promiscuïteit in de diligences en de mate van corpulentie van de passagiers.

Reizen was toen best gevaarlijk. Dat gold niet alleen voor oorlogsgebieden, waar reizigers werden gegijzeld door soldaten die zonder loon waren achtergelaten. Maar overal belandden koetsen door hobbels op de weg in greppels of kwamen ze vast te zitten in sporen. Roekeloze koetsiers, die veel te hard reden, veroorzaakten ongelukken. Zo moest Roger de Bussy-Rabutin ooit zijn nicht, Madame de Sevigné, te hulp schieten toen haar koets niet ver van het kasteel was gekanteld doordat de koetsier een bocht met een te hoge snelheid had genomen.

De gevaren deden echter niets af aan de aantrekkingskracht van het reizen. Toen Roger de Bussy-Rabutin (1618-1693) leefde, reisde men nog vooral uit noodzaak: om familie of vrienden te bezoeken, een pelgrimstocht te maken, of naar het slagveld te gaan. In het midden van de 18e eeuw verscheen een nieuw type reiziger. Liefhebbers van kunst en geschiedenis verkenden het land om te genieten van kastelen, dorpskerken en mooie landschappen. Zo ontstond Le Grand Tour (de grote ronde) die jongeren uit de sociale en intellectuele elite maakten. Hun voorbeeld werd al snel gevolgd door kunstverzamelaars, schilders en schrijvers.

Uit een particuliere verzameling worden in het kasteel van Bussy-Rabutin tot 17 september tekeningen en schilderingen uit de 17e en 18e eeuw getoond onder de titel Voyages en France, sur les chemins buisonniers (Reizen over de bospaden in Frankrijk). De expositie is tot 14 mei dagelijks geopend van 9.15 tot 12.00 en van 15.00 tot 17.00 uur. Vanaf 14 mei van 9.15 tot 13.00 en van 14.00 tot 18.00 uur. De toegang is inbegrepen bij de entreeprijs voor het kasteel. Trek ook tijd uit voor een wandeling door de prachtige kasteeltuin.