Bèze is vooral bekend vanwege z’n grotten die jaarlijks vele duizenden toeristen trekken. Voorafgaand of na afloop van een bezoek aan de grotten loont het de moeite om een wandeling te maken door dit dorpje met z’n rijke historie.
In 630 na Christus werd in Bèze een klooster met een school gesticht. Behalve de novices, de toekomstige monniken, mochten ook de kinderen van de seigneurs (heren) en de rijke families uit de regio gebruik maken de school. In de 15e eeuw werd het gebouw versterkt met twee torens. Na de Franse revolutie werd het klooster als nationaal bezit verkocht. Twee oude kloostergebouwen, kapellen, een stal en een orangerie staan nog overeind. Van de kloosterschool uit de 7e eeuw is de mooie gotische gevel nog bewaard gebleven.
De torens Toren Oysel en de Toren des Chaux hoorden bij de middeleeuwse versterkingen die de abdij vanaf 1423 realiseerde. De Toren Oysel werd later omgebouwd tot duiventoren. De halfronde wasplaats van de zusters (lavoir des soeurs), die tegen de Toren van Oysel is gebouwd, is min of meer het embleem van Bèze. Er wordt gezegd dat de monniken die lieten aanleggen omdat ze tijdens het bidden teveel last hadden van het lawaai dat de wasvrouwen binnen de kloostermuren maakten. In het centrum van het dorp is nog een wasplaats te zien.
Aan de rand van Bèze staat een voormalige hopdrogerij. Het is een van de laatste houten hopschuren uit Europa. Hij werd in 1904 gebouwd, bestaat uit vijf gebouwen, en verkeert in een zeer slechte staat van onderhoud. Er worden middelen gezocht om het complex te restaureren. Beneden in het dorp, aan het water, is een parkje met hopstaken aangelegd. ’s Zomers bungelen daar de hopbellen.